Papegaaien kweken: een stukje geschiedenis

Papegaaien kweken: een stukje geschiedenis

Door: Bert Van Gils

Een aantal onder ons herinneren zich nog de tijd dat de handel en import van wilde parkieten en papegaaien zowat de enige manier was om aan vogels te geraken als je iets anders wilde houden dan een gras- of valkparkiet. Zo wordt mij toch verteld, want zelf ben ik een beetje te jong daarvoor. Vandaag lukt het kweken in avicultuur gelukkig zo goed dat het een volwaardige vervanger is geworden. Er bestaat een ruim aanbod van zeker meer dan 100 soorten en zo houden we deze ook mee in stand. Wildvang en import daarvan zijn niet enkel verboden (terecht) maar gelukkig voor het overgrote deel van de soorten ook compleet overbodig geworden.

Waar en wanneer is het kweken met papegaaiachtigen eigenlijk gestart? In de periode 1830 – 1850 kwamen de eerste importen van Australische parkieten aan in België en West-Europa. De eerste kweekresultaten lieten niet lang op zich wachten en rond 1880 werden enkele soorten zoals de valkparkiet al regelmatig gehouden en gekweekt, ook door de man in de straat. Ook de Europese dierentuinen boekten vanaf 1850 mondjesmaat resultaten met papegaaiachtigen, te starten met de eenvoudiger te kweken parkieten. Zo kweekte de Londense zoo voor het eerst met de turquoisine parkiet in 1852, met de roodrug en grasparkiet in 1857 en de valkparkiet in 1863. In de jaren en decennia nadien volgden steeds meer kweekresultaten met allerlei (vooral Australische) soorten en werden stap voor stap ook de kleurmutaties vastgelegd, met de gekende “hype” in de hobby vanaf de jaren 1960 en 1970. Tot zover de geschiedenis zoals die bij de meesten onder ons bekend is.

Dat sommige soorten kromsnavels eeuwen geleden al mondjesmaat ingevoerd werden in onze contreien, is ook wel geweten. Zelfs de Romeinen hielden al halsbandparkieten rond het begin van onze jaartelling. Enigszins bekend zijn de schilderijen vanaf de jaren 1400 die halsbandparkieten, grijze roodstaarten en ara’s afbeelden. Denk dan bijvoorbeeld aan het schilderij ‘Madonna met kanunnik Joris van der Paelen’ uit 1436 van de Vlaamse meester Van Eyck, waarop heel duidelijk een halsbandparkiet afgebeeld staat. De kromsnavels staan meestal geportretteerd als gezelschapsdieren van de rijken, als een soort status symbool. Aanwijzingen dat er met deze dieren ook gekweekt werd, zijn er nauwelijks tot niet.

Je zou er dus vanuit kunnen gaan dat papegaaien kweken, zeker met de regelmaat zoals we dat vandaag kennen, een recent gegeven is van de laatste decennia. Maar onderzoeken tonen dat dit absoluut geen volledig beeld is van de geschiedenis van onze hobby! Onze hobby gaat verder, veel verder terug in de tijd … Laat mij beginnen met een citaat:

Laat ons het eens hebben over de volieres die we bezochten. Ik ga me er niet aan wagen om alle vogelsoorten op te noemen want er zat werkelijk alles: van de steenarend en andere arenden, vele andere grote soorten, tot kleine vogels met allerlei kleuren, ook die vogels waarvan zij de veren gebruiken bij het maken van hun kunst. De veren die het meest gebruikt worden zijn die van de Quetzal, een vogel ter grootte van de ekster die we kennen in Spanje. Dan waren er papegaaien in vele verschillende kleuren, er waren er zoveel dat ik de namen niet kon onthouden, zo ook die van de vele prachtige eenden. Van allerlei vogels plukten ze bepaalde veren, enkel in bepaalde periodes, die vervolgens gewoon terug groeien. Alle vogels waarover ik spreek, kweekten zij ook in deze verblijven. In het kweekseizoen hebben bepaalde Indianen, mannen en vrouwen, extra taken in het zorgen voor de vogels: zij verleggen eieren, maken nesten schoon en kijken dat iedere vogelsoort zijn specifieke voeding krijgt. In een specifiek verblijf stond een grote zoetwatertank met daarin vogels met lange poten (noot van de auteur: steltlopers) van het eiland Cuba, en vele andere vogelsoorten die altijd in of op het water leven.”

Deze woorden zijn geschreven door … de Spanjaard Bernal Diaz del Castillo, die samen met de veroveraar Hernan Cortés Centraal Amerika heeft aangedaan in het jaar 1519! Toen de Spanjaarden daar arriveerden, kregen ze van de toenmalige heerser Montezuma II een rondleiding in zijn privé paleis en tuinen, in het huidige Mexico City. Ze konden hun ogen niet geloven. Er waren maar liefst 300 mensen in dienst om de collectie te onderhouden, inclusief dierenartsen. Intussen is geweten dat alleen al in Mexico City honderden handelaren in die tijd gespecialiseerd waren in de handel in exotische soorten die ze vele honderden, soms duizend kilometer ver weg gingen halen. Bovendien bleek er een traditie te bestaan dat afgelegen stammen, die overwonnen waren, belastingen moesten betalen in de vorm van levende exotische dieren: van kleurrijke kikkers en grote slangen tot ara’s en zelfs machtige jaguars. Maar vooral kleurrijke vogels waren gegeerd omdat de veren ook een belangrijke functie hadden in de ceremonies.

Is dit een “toevalstreffer”, een unicum in de geschiedenis? Had deze koning toevallig een grote interesse in vogels en kon hij het zich als enige permitteren om een collectie aan te leggen en te (laten) onderhouden? Nee hoor, bijkomend onderzoek wees uit dat heel wat lagere edellieden uit die tijd ook al papegaaien hielden en kweekten, al was het natuurlijk op een veel bescheidener niveau dan de koning.

De periode van Montezuma II dateert van de beginjaren 1500, dus 5 eeuwen geleden. We weten daar vrij veel van omdat de Spanjaarden hier gegevens van bijhielden, de Azteken en andere volkeren hadden zelf immers geen uitgebreid geschrift. Hoe lang gaat die traditie van het vogels houden en kweken in die regio dan terug? Hét voorbeeld bij uitstek zijn opgravingen in Paquimé, nabij Casas Grandes (Mexico). Daar werd een historische, grootschalige kwekerij teruggevonden met resten van niet minder dan 300 ara’s! De oudste resten werden gedateerd in de jaren 1300. De meest gekweekte soort was de Geelvleugel ara (Ara macao), wiens natuurlijke leefgebied toch wel gemakkelijk 500km daar vandaan ligt. Wildvang en transport was dus toen al gaande, en zelfs het grootschalig huisvesten en kweken van deze soorten! Men vermoedt dat ook de Maya’s en andere, minder bekende volkeren in Centraal- en Zuid-Amerika, soortgelijke activiteiten deden. Momenteel gebeurt er onderzoek naar een historische leefgemeenschap in Nieuw Mexico die rond het jaar 900 al veel Geelvleugel ara’s hield. Men vermoedt sterk dat er een kwekerij was ergens buiten de dorpskern, wegens het aantal ara’s waarvan men resten terug vond en het feit dat ook jonge ara kuikens afgebeeld werden op keramiek. Het gaat zelfs zover dat men vandaag denkt dat de verspreiding van een aantal diersoorten in Zuid- en Centraal Amerika, die wetenschappelijk moeilijk te verklaren vallen, door deze mensen in de hand is gewerkt.

En wij maar denken dat we sterk bezig zijn en dat onze generatie eindelijk voldoende kennis heeft  vergaard om vlot met papegaaien te kunnen kweken … 1000 jaar geleden deden ze het ons al voor!

Bronnen
Paul D. Haemig. 1979. Aztec Emperor Auitzotl and the Great-tailed Grackle. Biotropica Vol. 10, 1: 11-17.
Dave Coles. 2008. First breeding records for Birds reared to independence under controlled conditions in the United Kingdom. ISBN  0-9514252-6-9.
Tella J.L. 2011. The unknown extent of ancient bird introductions. Department of Conservation Biology, Sevilla, Spain. Ardeola 58(2): 399-404.